Obrázky na stránke
PDF
ePub

TITUS LUCRETIUS CARUS,

GEB. IN 'T BEGIN VAN 96 V. CHR., GEST. IN 'T LAATST VAN 53.

PROOEMIUM.

Lucretius begint zijn gedicht de Rerum natura (De Natuur) met eene aanroeping van Venus, de stammoeder der Romeinen, als oorsprong van alle leven en bevalligheid.

I. Vs. 1-43.

Aeneadum genetrix, hominum divomque voluptas,
alma Venus, caeli subter labentia signa

quae mare navigerum, quae terras frugiferentis concelebras! per te quoniam genus omne animantum 5 concipitur visitque exortum lumina solis,

te, dea, te fugiunt venti, te nubila caeli
adventumque tuum, tibi suavis daedala tellus
summittit flores, tibi rident aequora ponti

Vs. I. Aeneadum genetrix: reeds ten tijde van den eersten Punischen oorlog was de overlevering, volgens welke Aeneas, de zoon van Venus, uit Troje vluchtend in Italië was geland, te Rome algemeen aangenomen. Dat genetrix, niet genitrix, de juiste schrijfwijze is, blijkt, behalve uit de handschriften, ook daaruit, dat men deze twee woorden Aeneadum genetrix, evenzoo gespeld, op den buitenmuur van de basilica in Pompei heeft gevonden. —4. concelebras te gelijker tijd bezoekt, met uwe tegenwoordigheid vervult. Tot zoover zijn deze verzen alleen aanspraak aan Venus. Wat verder volgt hangt aldus samen: naardien alle leven door Venus gewekt wordt, tooit natuur zich bij haar komst in haar bruiloftskleed, haar lentedosch; de stormen en de wolken van den winter gaan voorbij en de kalme hemel is doorstroomd van licht (vs. 4-10). En dat dit inderdaad zoo is, dat werkelijk de natuur zich voorbereidt op Venus' komst, blijkt duidelijk, want (vs. 10 nam) zoodra is niet de schoone lentetijd aangebroken of ook Venus houdt haar intocht en al wat leeft meldt hare komst. 6. Vgl. aanteekening op vs. 11. adventumque tuum, vergelijk 12 en 13: te ... tuumque initum. 7. daedala hier actief: met veelvoudige kunst voortWOLTJER, Serta Romana, 3e druk.

te...

1

placatumque nitet diffuso lumine caelum. 10 nam simul ac species patefactast verna diei et reserata viget genitabilis aura Favoni, aeriae primum volucres te, diva, tuumque significant initum perculsae corda tua vi. inde ferae pecudes persultant pabula laeta. 15 et rapidos tranant amnis: ita capta lepore te sequitur cupide quo quamque inducere pergis. denique per maria ac montis fluviosque rapacis frondiferasque domos avium camposque virentis omnibus incutiens blandum per pectora amorem 20 efficis ut cupide generatim saecla propagent. quae quoniam rerum naturam sola gubernas, nec sine te quicquam dias in luminis oras exoritur neque fit laetum neque amabile quicquam, te sociam studeo scribendis versibus esse, 25 quos ego de rerum natura pangere conor

Memmiadae nostro, quem tu, dea, tempore in omni

[ocr errors]

brengend. 9 placatum daar, na den winter, fugiunt venti et nubila caeli.-10. species verna diei: dies staat hier voor tijd in 't algemeen, 't lenteschoon van den tijd, de schoone lentetijd. — II. genitabilis act. = is qui gignit; zóó dikwijls bij dichters penetrabilis, impenetrabilis enzv., in proza exitiabilis, perniciabilis enzv. De Favonius is de Grieksche zephyros, de westenwind. Voor de bewoners van Italië was hij de lentewind, die zacht weder aanbracht: „,solvitur.. hiems grata vice veris et Favoni. Hor. Carm. 1. 4. 1. Hier is natuurlijk geen tegenspraak met vs. 6: te fugiunt venti, waar de winterstormen bedoeld worden. 14. ferae pecudes persultant, 't vee dat anders tam is (pecudes) springt nu (in den bronsttijd) wild door de weide. — 16. Neem uit quamque den nominat. quaeque als subiect bij sequitur: ita capta lepore (tuo) quaeque te sequitur quo (eam) inducere pergis: dit laatste werkwoord heeft hier de kracht van een adverbium. 20. saecla, Lucr. gebruikt altijd dezen vorm, nooit saecula. Naar hunne soort planten de dieren hun geslacht voort. 22. dias in luminis oras, in de schitterende oorden des lichts; dius van den wortel div, schitteren, lichten, vgl. divus, interdiu, nudius; ora, zoom, grenslinie, kuststreek, landstreek. Lucr. ontleende de uitdrukking luminis orae aan Ennius (Ann. 118, 144). — 25. de rerum natura, eo quoɛws: dezen titel droeg een werk van Epicurus, dien Lucretius navolgt; fragmenten van dit werk zijn in Herculaneum gevonden. 26. Memmiadae nostro, voor uwen en mijnen vriend Memmius. De Memmii schijnen Venus als hun stammoeder vereerd te hebben. Deze Memmius (Gaius Memmius Gemellus), aan wien Lucr. zijn werk opdraagt, was volkstribuun 688/66, praetor 696/58; als propraetor vertrok hij naar Bithynia in 't volgend jaar. In den eersten burgeroorlog stond hij aan de zijde van Pompejus, later hield hij het met Caesar. In 54 dong hij vruchteloos naar het consulaat; wegens ambitus aangeklaagd en veroordeeld begaf hij zich naar Athene in ballingschap. Hij behoorde ook tot de vrienden van Cicero en Catullus en was zelf uitstekend bekend met de Grieksche

omnibus ornatum voluisti excellere rebus.
quo magis aeternum da dictis, diva, leporem.
effice ut interea fera moenera militiai

30 per maria ac terras omnis sopita quiescant:
nam tu solą potes tranquilla pace iuvare-
mortalis, quoniam belli fera moenera Mavors
armipotens regit, in gremium qui saepe tuum se
reicit aeterno devictus vulnere amoris,

35 atque ita suspiciens, tereti cervice reposta,
pascit amore avidos, inhians in te, dea, visus,
eque tuo pendet resupini spiritus ore.

hunc tu, diva, tuo recubantem corpore sancto
circumfusa super, suavis ex ore loquellas

40 funde petens placidam Romanis, incluta, pacem:
nam neque nos agere hoc patriai tempore iniquo
possumus aequo animo nec Memmi clara propago
talibus in rebus communi desse saluti..

DE WERKING VAN DEN WIND

De dichter heeft geleerd, dat niets uit niets, maar alles uit primordia (eerste beginselen, d. i. atomen) ontstaat en dat omgekeerd niets, dat bestaat, geheel verdwijnen, tot niet worden kan, maar in zijne primordia opgelost wordt. Men zou hem echter kunnen tegenwerpen, dat er van

litteratuur en zeer kieskeurig in de Romeinsche, zoo als Cicero van hem zegt. 28. quo magis, omdat het voor uwen Memmius bestemd is, dien gij met zoovele gaven hebt toegerust, zoodat hij hooge eischen stellen zal aan mijn gedicht. 29. moenera militiai, oude vormen voor munera militiae. L. Gr. § 91. A. 33. Men denke zich Mars in eenigszins schuine houding achterover aan Venus' boezem liggend, terwijl zij eene zittende houding heeft; zoo richt hij zijne blikken op haar gelaat en buigt dus zijn ronden, schoon geëvenredigden (teres) hals nog een weinig achterover (reposta). - Let op reicit 34, reposta 35, resupini 37, recubantem 38; in deze houding is Mars machteloos aan Venus onderworpen. reposta reposita; zoo dikwijls postus = positus zie III 857. 38. hunc tu, diva, ... circumfusa super, gij, goddelijke, u over hem heen buigend. — 41. hoc patriai tempore iniquo: welke tijd dit geweest zij, is moeilijk met zekerheid te bepalen; 't kan zijn 688/66, toen in 't oosten de derde Mithridatische oorlog woedde (vs. 29 en 30) en Memmius volkstribuun was, of het einde van 59, toen Caesar consul en Memmius praetor designatus was en de staat in hevige beroering verkeerde, daar de senaatspartij met Cicero, Memmius en anderen zich hevig tegen de democratische wetsvoorstellen van Caesar verzette. 43. desse, i. e. deesse. Vgl. Cic. Catil. I, 3: nos, nos, consules desumus (rei publicae). Zoo ook derrasse I. 711.

die primordia niets te zien en dat daarom hun bestaan minstens twijfelachtig is. Lucretius antwoordt daarop, dat vele dingen niet gezien worden en toch klaarblijkelijk bestaan.

Vs. 271-297.

Principio venti vis verberat incita corpus. ingentisque ruit navis et nubila differt; interdum rapido percurrens turbine campos arboribus magnis sternit montisque supremos 275 silvifragis vexat flabris: ita perfùrit acri

cum fremitu saevitque minaci murmure ventus. sunt igitur venti, nimirum, corpora caeca, quae mare, quae terras, quae denique nubila caeli verrunt ac subito vexantia turbine raptant, 280 nec ratione fluunt alia stragemque propagant, et cum mollis aquae fertur natura repente flumine abundanti, quom largis imbribus urget montibus ex altis magnus decursus aquai, fragmina coniciens silvarum arbustaque tota; 285 nec validi possunt pontes venientis aquai

vim subitam tolerare: ita magno turbidus imbri
molibus incurrit, validis cum viribus, amnis,
dat sonitu magno stragem, volvitque sub undis

271. Principio, om te beginnen, in de eerste plaats, vs. 298 tum porro, vs. 305 denique; verberat, bij Lucretius altijd gezegd van eene snelle golvende of trillende, maar niet sterke beweging; venti vis = ventus; zoo ook VI, 1222 fida canum vis, Verg. Aen IV, 132 odora canum vis. incita, gewoonlijk bij L. met venti vis verbonden, is niet meer dan een epitheton ornans. corpus, ons lichaam, waarmede we in de eerste plaats de werking van den wind gevoelen. 272. zie de noot op vs. 289. 275. silvifragis een aлas εionμévov. — 277. corpora caeca, onzichtbare lichamen. 280. Doch niet alleen het effect doet den wind kennen als een, hoewel onzichtbaar, stoffelijk lichaam, ook de wijze waarop hij werkt is dezelfde als die van een zichtbaar lichaam, een waterstroom bijvoorbeeld. 281. et voor atque of ac. Lucr., Catullus, Propertius, Vergilius, Ovidius gebruiken nooit ac voor een k-klank (c, g, qu), behalve een enkele maal simula c. mollis behoort bij natura, aquae natura aqua, verg. boven 271 venti vis incita. 282. largis imbribus ablat. caus. Vergelijk met urget oлatóμεvos in de volgende vergelijking van Homerus, die L. voor den geest schijnt gehad te hebben: os doлóte πλήθων ποταμὸς πεδίονδε κάτεισι χειμάρρους κατ ̓ ὄρεσφιν, σπαζόμενος Διὸς ὄμβρῳ, πολλὰς δὲ δρῦς ἀζαλέας, πολλὰς δέ τε πεύκας ἐσφέρεται, πολλὸν δέ τ' ἀφυσγετὸν εἰς ἅλα βάλλει. 11. ΧΙ, 492 sqq. - 287. molibus, deze moles zijn de bruggenhoofden of pijlers (Fransch môle), waarvan de grandia saxa medegesleurd worden. 288. dat stragem, evenzoo dare ruinam, dare labem, dare motus, dare pausam, dare finem, in welke uitdrukkingen dare de kracht heeft van facere.

[ocr errors]

grandia saxa, ruit qua quicquid fluctibus obstat. 290 sic igitur debent venti quoque flamina ferri, quae veluti validum cum flumen procubuere

quam libet in partem, trudunt res ante ruuntque
impetibus crebris, interdum vertice torto

corripiunt rapideque rotanti turbine portant.

295 quare etiam atque etiam sunt venti corpora caeca, quandoquidem factis et moribus aemula magnis amnibus inveniuntur, aperto corpore qui sunt.

EMPEDOCLES.

Onder de wijsgeeren, wier stelsel Lucretius bestrijdt, kent hij aan niemand grooteren lof toe dan aan Empedocles. Eigenaardig is de wijze, waarop hij dezen in verband brengt met het door hem bewoonde eiland Sicilië. Zie de aanteekening op vs. 716.

Vs. 705-733.

705 Quapropter qui materiem rerum esse putarunt ignem atque ex igni summam consistere posse, et qui principium gignundis aëra rebus. constituere, aut umorem quicumque putarunt fingere res ipsum per se, terramve creare

289. quicquid, construeer: qua quicquid fluctibus obstat (id) ruit amnis. 't Werkwoord ruere in transit. beteekenis is dichterlijk; zie vs. 272 en 292. 291. procubuere, met geweld losgebroken zijn. 293 en 294. vertice torto en rotanti turbine geven ongeveer hetzelfde te kennen, doch het eerste passief, het tweede actief en daarom niet tautologisch: de windstoot, die door de eene of andere oorzaak tot een wervelwind geworden is, rukt de voorwerpen los en drijft ze dan in eene snelle dwarreling met zich mede. 295. etiam atque etiam, ik zeg het nog eens, ik zeg het bij herhaling. — 297. aperto corpore qui sunt, die klaarblijkelijk lichamelijk zijn, een zichtbaar lichaam hebben, het tegengestelde van corpora caeca 295.

[ocr errors]

705. Quapropter, vooraf gaat eene weerlegging van de leer van Heraclitus (een wijsgeer uit Ephesus, wiens bloeitijd valt in den tijd der Perzische oorlogen), dat de grondstof, waaruit alles ontstaan is, het vuur zoude zijn. 706. summam scil. rerum, de som der dingen, d. i. alles wat bestaat, het heelal. -707. principium, grondstof, doxý; aëra, zoo bijv. Anaximenes van Milete, omstreeks het midden der 6e eeuw v. Chr. 708. umorem = aquam, zoo Thales van Milete, een tijdgenoot van Solon en Croesus. 709. terramve creare omnia, welke wijsgeer de aarde tot principium van alles gemaakt heeft, is moeilijk te zeggen, zelfs is het niet eens zeker, dat er een geweest is, die dat geleerd heeft:

« PredošláPokračovať »