INHOUD. Dagverhaal eener Reis door Java, in het Postreis van Buitenzorg naar Rembang... 57. Morgenwandeling in en om het Kampement Weltevreden 's Lands Plantentuin te Buitenzorg De Njeyen... De Booze Njey. De Goede Njey... Bladz. I. 81. De Tractementsdag van een Kommies.... 105. De Oudgast..... 108. Sedert edert mijne komst op Java had ik steeds den wensch gevoed, om eenmaal een reisje over dat schoone eiland te kunnen maken. Verder dan Buitenzorg, het bekende buitenverblijf van den Gouverneur-Generaal, 39 palen of 13 uren van Batavia, was ik nog niet geweest, toen de Commissaris voor den Civielen Geneeskundigen dienst, enz. Dr. BLUME bij wiens Departement ik geplaatst was, zijne Inspectiereize over Java, waarmede tevens een Natuurkundig onderzoek moest verbonden zijn, aanvaardde, en ik den aangenamen last ontving, denzelven te vergezellen. Het overige reisgezelschap bestond uit den achtenswaardigen Hortulanus KENT: en den bekwamen teekenaar LATOUR, beiden geëmploijeerd bij 's lands Plantentuin te Buitenzorg. De reis nam den 26 Februarij 1824 een' aanvang met het dusgenoemde Duizend-Gebergte (Goenong Sarieboe), zijnde eene aaneenschakeling van lage bergen, ten westen van Buitenzorg gelegen, en nog nimmer door Natuurkundigen beklommen. Wij waren in de zoogenaamde kwade Mousson; de wegen waren door de menigvuldige regen uitermate slecht; het fraaije weder, dat wij bij onze afreis hadden, veranderde weldra in eene hevige regenbui; moede en doornat kwamen wij, op den avond van ons vertrek, aan den voet van het gebergte aan, waar onze bedienden reeds de tenten hadden opgeslagen. Den avond van onze aankomst had er ter eere van de reizigers een brillant Concert plaats in eene der drie hutten, welke de kampong uitmaakten, in wier midden wij ons bevonden, en die Sading-Jamboe, heette. Eenige voorheen bevallige Rongings of Indische Dansmeis→ jes (die van een vrij gedienstigen aard zijn), waren de ziel van dit feest, dat tot laat in den nacht duurde. Onze kok was bij het tandakken of dansen haantje de voorste, en werd nog meer aangemoedigd door een paar glaasjes Schiedammer die ik hem aanbood en hij wel scheen te lusten; echter had deze drank eene noodlottige mitwerking op zijne keukentalenten en ambitie, hetgeen wij met leedwezen aan ons déjeuner bespeurden. Den 28en braken wij op, en begonnen het DuiIn den aanvang zend-Gebergte te beklimmen. ging dit vrij goed te paard, doch toen eindelijk de weg al steiler en ongebaander werd, en de paarden in het diepe slijk dreigden te blijven steken, waren wij genoodzaakt af te stijgen en te voet naar boven te sukkelen. Dat was eene verwenschte corvée. Eindelijk kwamen wij te Passir Djierak, en.... Een waar contrast van pracht en zwier Bespeurden wij in 't rond; Zes arme hutjes stonden hier Op slijk en moddergrond. Elkeen loopt uit, om ons te zien, Een stramme grijzaard bromt: Wel, wel! Kijk, gilt een oude totebel, De goede luidjes konden maar niet begrijpen wat wij in hunne arme Kampong kwamen zoeken, en wij gaven ons geene moeite om hun dit te expliceren. In een pondok of ledige hut hielden wij ons zoo lang op, tot dat wij van kleederen |