Obrázky na stránke
PDF
ePub

van een groot en vervallen vlek oplevert. Geen enkel Europeaan ontmoette men op den breeden ongeplaveiden weg, zelfs scheen de brandende zonnehitte Chinezen en Javanen in derzelver woningen of onder de koele afdakken van atap geboeid te houden. Onder de meeste dezer afdakken zag men tafels met allerlei winkelwaren, vruchten en gebak beladen; gekookte rijst en eijeren, koffij en gebraden pisangschijven werden daar op de meeste aanlokkende wijze voor de oogen der wandelaren ten toon gespreid.

NIEUWLAND die slechts eenmaal, bij zijne eerste aankomst langs dit gedeelte van Batavia was gereden, niet weinig in zijne verwachting, ten aanzien dier vermaarde stad was teleur gesteld geworden, wierp ook thans eenen blik van verachting op de armoedige negotie, gelijk hij het noemde, der Bataviasche ingezetenen, en riep, om zijne spoedig verkregene kennis der Maleische taal te toonen, den gedienstig gewordenen SADIEN een gebiedend Djalan kras toe, waarop deze, die meer aan den toon der stem, dan aan de geradbraakte kommandowoorden begreep, dat hij spoed moest maken, de magere ribben der ongelukkige zweetvossen, op nieuw duchtig met de zweep streelde.

Weldra kwam men op het ruime en schoone plein Roea Malakka genaamd, en voor de nette woning

van ZWARTEN PIET aan.

De heeren stegen uit en traden de zaal in, waar open tafel gehouden werd. Een goed ontbijt stond voor de liefhebbers gereed op den langen disch, die met een twintigtal borden gedekt was. Koffij en thee, rijst met kerrie, gebraden hoentjes, eijeren, een duchtige ham en eene keurige salade lonkten het drietal, dat onverwijld plaats nam, vriendelijk aan. ZWARTEN PIET, een Amboineesch Christen, of, volgens sommigen een Creöol van St. Domingo, ging in een deftigen zwarten rok, die uitmuntend bij de kleur van zijn gelaat pastte, de zaal op en neêr, nu nu eens de bedienden begrommende, dan weder zachtjes aansporende, de schotels rangschikkende of met den een of anderen gast vriendelijk ter loops koutende.

Buiten onze drie vrienden zaten nog de volgende personen, op verschillende afstanden van elkander aan tafel: een paar vrolijke luitenants uit het kampement, die insgelijks van den zondag gebruik maakten, om de stad te bezigtigen en zich wat te diverteren; een zeeofficier, die het tarief der wijnen van den wand had genomen, en nevens zich op tafel gelegd, en nu aandachtig in hetzelve scheen te studeren; een magere liplap, die het eene glas water na het andere leegde, terwijl zijn nijdig oog de wijnflesschen der mede aanzittenden begluurde; en eindelijk een man van middelbare jaren met een innemend doch eenigszins somber

voorkomen, die nu eens in diepe gedachten verzonken scheen, dan weder met een' zucht, den inhoud der voor hem staande flesch onderzocht; en slecht met dat onderzoek voldaan schijnende, zijn glas driftig vol schonk, en toen uit den perpendiculair boven hetzelve zwevenden langhals het laatste droppeltje liet nedervloeijen.

C

Daarop werd het glas met een innig welgevallen geledigd, en de lippen schenen zich met weêrzin van deszelfs rand te scheiden. Nu stond de man met het innemend doch somber gelaat op, en maakte zich meester van het door den zeeofficier ter zijde gelegde tarief, dat in slecht Fransch gesteld was, en met het woord Regulation in duim lange letteren prijkte. Na hetzelve een geruimen tijd in de linkerhand te hebben gehouden, terwijl de regter met een proevenden greep, in de vestzak woelde en de bespiegelingen tusschen debet en credit verdeeld schenen, riep hij ZWARTEN PIET, betaalde zijne rekening en vertrok, het gezelschap met eene beleefde buiging groetende.

[ocr errors]

De drie vrienden zagen hem met eenen glimlach na, en NIEUWLAND vroeg aan TEKKO: » wie is die » snaak ?"

f TEKKO. Het is een gewezen boekhouder op een aanzienlijk bureau; thans buiten betrekking en van zijn geld, of liever van het weinigje crediet, dat hem is overgebleven, levende. Voor ongeveer

$

I

[ocr errors]
[ocr errors]

twintigjaren kwamrohijo als jongeling van bitter weinig verwachting, doch met goede brieven van aanbeveling voorzien, te Batavia aan, en werd van de oudgasten, aan welken hij als een presentkaasje geadresseerd was, met de gewone OostIndische gastvrijheid ontvangen. Kost en inwoning werden hem provisioneel bezorgd; doch moeijelijker viel het, hem eenen post te verschaffen, die met de nulliteit zijnér talenten eenigszins overeen kwame. Een oud directeur, aan wien hij bijzonder was gerecommandeerd, nam het heldhaftig en edelmoedig besluit, den armen Groen op zijn kruiwagen te nemen, en te midden der affaires, af te werpen. Eene boekhouders plaats viel bij geluk open, en werd voor den Groen bestemd. De directeur ontbood hem, en vroeg, of hij wel zin zoude hebben, om boekhouder te worden. Het antwoord was natuurlijk ja, het was een lief baantje, dat een tractement van belang opleverde. Maar, vroeg de directeur verder, jongen, zou het wel gaan? kunt gij wel boek houden? Verlegen en sprakeloos sloeg de stumpert de oogen neder. Met medelijden vervuld, nam de oudgast een dik register op, en schoof het hem onder den arm. >> Kunt gij het >> houden?" vroeg hij, »o ja! was het antwoord van » den protégé," die met eene innige zelfvoldoening het zware bestofte boek zorgvuldig vast hield. Bravo! riep de directeur, dan ben je boekhouder!

[ocr errors]
[ocr errors]

Onze nieuwbakken boekhouder heeft sedert dien langen tijd aan talenten en kunde bitter weinig gewonnen, en dit is welligt de hoofdreden geweest, dat men hem voor eenige jaren door een' anderen heeft doen vervangen, en honorabel gedemitteerd. Daarentegen is hij eene soort van roué geworden, en durft met een air de suffisance van alles te spreken, zonder iets te verstaan. Daardoor heeft hij weder het ongeluk gehad, zich met den koopman L..... alhier, die hem als compagnon had aangenomen, te brouilleren, zoodat hij thans een grove diamantslijper is. Wel ware het voor hem, indien de Bataviasche kooplieden zijne slordigheid in het boekhouden navolgden. Met grootere tusschenruimten zou dan den naam van DE GANZENKWAST (zoo heet hij) in hunne registers figureren.

Het innemend voorkomen, dat men bij hem opmerkt, doet mij denken aan een fraai uithangbord voor eene herberg, waar niets dan slechte drank te koop is. De somberheid, die zijne gelaatstrekken, zoo even als met een' ligten nevel overtrok, is alleen uit de ledige bottel af te leiden, die voor hem stond. Onthaal hem op een lekker fleschje, en de purperen nectar zal zijnen vrolijken weêrschijn op het gelaat van den ex-boekhouder verspreiden. Het zou mij geenzins bevreemden, indien hij daar even zijn laatste geld bij ZWARTEN PIET had verteerd.

« PredošláPokračovať »