Theologische Studiën TIJDSCHRIFT ONDER REDACTIE VAN Dr. F. E. DAUBANTON, Dr. F. VAN GHEEL GILDEMEESTER, ANDOVER-HARVARD FEB 15 1915 HARVARD H43,124 INHOUD. W. G. BRILL, Echt atavisme en waar Christendom J. J. VAN TOORENENBERGEN, Het oorspronkelijk Mozaïsche Blz. 1 Steffens, The Preponderance of the Formal Principle of the Reformation over any Material Principle in the Theology of the Reformed Church. Grand Rapids, Mich. D. J. Doornink (1885), door F. E. Daubanton. J. Cramer, Hoogleeraar te Utrecht, De jongste Hypothese aangaande den oorsprong der Evangelische geschied verhalen nader toegelicht. Utrecht, C. H. E. Breijer 1885, door C. H. van Rhijn. C. H. Spurgeon, The treasury of David, door F. van Gheel Gildemeester. H. Franssen, Beoordeeling van de conjecturen op den tekst van het evangelie van Mattheüs. Utrecht, Ten Bokkel Huinink, 1885, door J. M. S. Baljon. G. V. Lechler. Das apostolische und das nachapostolische Zeitater mit Rücksicht auf Unterschied und Einheit in Leben und Lehre. Dritte, vollständig neu bearbeitete Auflage. H. Reuther, Karlsruhe und Leipzig 1885, door J. M. S. Baljon. A. Schlatter. Der Glaube in Neuen Testament. Leiden E. J. Brill, 1885 door J. M. S. Baljon. G. D. Boм, HGz., Hoe de Protestanten der drie vorige eeuwen Rome met den duivel vergeleken. J. H. L. ROOZEMEIJER, Rom. IX: 5b J. J. VAN TOORENENBERGEN, Het oorspronkelijk Mozaïsche in den Pentateuch (II) 81 88 92 109 A. Gretillat. Exposé de Théologie Systématique. Tome premier. Propédeutique. I. Méthodologie. Neuchatel, Librairie Générale. J. Sandoz, 1885, door F. E. Daubanton. Adolf Wuttke. Handbuch der Christlichen Sittenlehre. Dritte verbes serte und vermehrte Auflage. Durchgesehen und durch Anmerkungen ergänzt von Ludwig Schulze. Leipzig, J. C. Heinrich'sche Buchhandlung, 1886, door F. E. Daubanton. Dr. Friedrich Nippold. Gesammelte Vorträge und Abhandlungen Dr. Richard Rothe's aus seinen letzten lebensjahren. Elberfeld, 1886. Verlag von R. L. Friderichs (p. XV en 208), door F. E. Daubanton. D. Theodor. Kolde. Martin Luther. I Band. Gotha 1884, door C. H. van Rhijn. Calwer Bibellexikon. Biblisches Handwörterbuch illustriert Karlsruhe, Reuther, 1885. M. 10, door C. H. van Rhijn. Dr. W. C. van Manen. Het Nieuwe Testament. Groningen, J. B. Wolters, 1885, door C. H. van Rhijn. M. Noordtzij. De leer van Jezus en de Apostelen over de H. Schrift des O. Testaments. Rede, bij de overdracht van het rectoraat; den 17 December 1885. Kampen. G. Ph. Zalsman. 1886, door G. Wildeboer. Inhoud van Tijdschriften H. ZEYDNER, Bijdrage tot de teksteritiek op het O. T.. 164 F. E. DAUBANTON, Het apokryphe boek ΣΟΦΙΑ ΙΗΣΟΥ ΥΙΟΥ L. J. VAN RHIJN, Gedachten over eene Christelijke Theologie C. H. VAN RHIJN, De jongste Literatuur over de schriften des Nieuwen Verbonds. De Brieven aan de Thessalonikers. De Pastorale Brieven. 235 272 282 323 Heinrich von Zutphen, door J. Friedrich Iken, Pastor in Bremen, Halle 1836. In Commissions-Verlag von Max Niemeyer. N° 12 der Schriften des Vereins für Reformationsgeschichte, 8°, 124 Seiten, door L. J. v. Rhijn. Mede-getuigenis in zake het Kerkelijk Incident te Amsterdam, door J. H. Gunning Jr., 's Gravenhage W. A. Beschoor 1886, door C. H. v. Rhijn. Inhoud van Tijdschriften 327 F. E. DAUBANTON, Het apokryphe boek ΣΟΦΙΑ ΙΗΣΟΥ ΥΙΟΥ 333 J. J. VAN TOORENENBERGEN, Het oorspronkelijk Mozaïsche in den Pentateuch (Slot). 365 H. G. KLEYN, Keizer Justinianus I en de Christelijke Kerk. 383 J. H. L. ROOZEMEYER, Nog eens: Rom. IX: 5b Blz. 397 400 De taak en de methode der wijsbegeerte van den Godsdienst door Dr. T. Cannegieter, Hoogl. te Utrecht. Utrecht, B. Brugsma Az. 1886. (175 pp.) Kompendium der Dogmatik, von Dr. C. E. Luthardt. Siebente verbesserte und vermehrte Auflage. Leipzig, 1886. Dörffling & Franke. Ueber den Stand der Sittlichkeit im engeren Sinne innerhalb unseres christlichen Volkslebens. Vortrag gehalten bei der Diöcesanversammlung zu Kamenz am 13 Oktober 1885 von Lic. theol. R. Locke. Pfarrer in Schwepnitz. Leipzig. Julius Drescher's Verlag. 1886. Ueber die Begriffs bestimmung der Lüge im eigentlichen Sinne. Eine ethisch-theologische Studie verfasst von Lic. theol. R. Locke. Leipzig, J. Drescher's Verlag. 1886. Die Quintessenz der Theologie Schleiermachers. Eine kurz gefasste kritische Untersuchung, vom christlich-theistischen Standpunkte aus angestellt von Lic. theol. R. Locke. Karl Immanuel Nitzsch. Von Dr. Hermens, Divisionspfarrer der Köningl 15. Division zu Köln a. Rh. Barmen, Verlag von Hugo Klein (51 p.). Abriss einer Geschichte der evangelischen Kirche auf dem europäischen Festlande im neuenzehnter Jahrhundert, von Adolf Zahn, Doctor der Theologie. Stuttgart, Verlag der J. B. Metzlerschen Buchhandl. 1886. Theologischer Jahresbericht. Unter mitwirkung von Böhringer, Dreyer, Fürrer, Hasenclever, Holtzmann, Kind, Lüdemann, Marbach, Nippold, Seyerlen, Siegfried, Werner, herausgegeben von R, A. Lipsius. Fünfter Band enthaltend die Literatur des Jahres 1885. Leipzig. 1886. Georg Reichardt. Verlag (X en 566 p.). Inhoud van Tijdschriften 429 F. E. DAUBANTON, Het apokryphe boek ΣΟΦΙΑ ΙΗΣΟΥ ΥΙΟΥ 433 G. J. WEYLAND, Compilatie- en Omwerkings-Hypothesen toegepast op de Apokalypse van Johannes 454 W. FRANCKEN, Az., Aan den Weleerw. Heer Ds. L. J. van 471 J. Th. de Visser. Hosea, de man des geestes. Proeve van psychologische Schrift beschouwing. Utrecht, C. H. E. Breijer, 1886, door J. J. P. Valeton Jr. Inhoud van Tijdschriften . 482 Echt atavisme en waar Christendom. Er is een woord in gebruik gekomen, voortgevloeid uit eene zekere beschouwing, welke zelve eene nadere beschouwing verdient en behoeft. Ik bedoel het woord atavisme. De geleerden, welke dit woord in gebruik gebracht hebben, gaan uit van de leer, dat alle eigenheden bij den individu, hetzij dier of mensch, van de ouders geërfd zijn. Is het nu, dat in het nageslacht van het eerste, tweede of verder lid zekere eigenheid ontbreekt, en komt deze in een later lid weder voor den dag, zoodat de nazaat in die eigenheid op een der meer verwijderde voorvaderen gelijkt, dan spreekt men van atavisme. Zoo kan het zijn, zeggen de geleerden, dat de naneven eigenheden vertoonen, die te huis behoorden bij ver verwijderde voorouders, welke eenmaal leefden in een' toestand, dien wij thans gansch en al te boven zijn. Wat wij van deze beschouwing ook toegeven, in ons oog kunnen diergelijke zich openbarende eigenheden van een vroeger geslacht de waardij van den naneef nimmer verhoogen. Immers, al wat in den mensch overgenomen is, al wat, terwijl het vroeger voorhanden was, later aan hem herhaald wordt, is niet oorspronkelijk, het behoort niet aan hem in het bijzonder, veeleer behoort hij daarmede aan eenen vroegeren toestand; hij is in zoo verre niet vrij, en men moge voor het overige denken, zoo als men wil, vrijheid, oorspronkelijkheid, zal toch iedereen als eene hooge onderscheiding, ja, als de hoogste volkomenheid in een zedelijk wezen erkennen. |