Obrázky na stránke
PDF
ePub

Republiek openstaat voor iederen vreemdeling, mits hij zich aan hare wetten onderwerpt, en

Nademaal geene wettelijke bepalingen bestaan, het recht der Regeering regelende om vreemdelingen, die zich niet aan de wetten der Republiek onderwerpen of die gevaarlijk zijn voor de openbare rust en orde over de grenzen te zetten, en

Nademaal deze wet geen uitstel kan lijden en ofschoon niet drie maanden van te voren volgens de bepalingen van de Grondwet gepubliceerd dadelijk in behandeling moet worden genomen,

Zoo wordt hiermede bepaald en vastgesteld als volgt:

1. De vreemdeling, die mondeling of in geschrifte opruit tot ongehoorzaamheid aan of overtreding van de wet of eenige wettelijke bepaling, of middelen van dwang en geweld aanwendt, waardoor de openbare rust en orde in gevaar gebracht wordt of kan worden, of anderszins door zijne handelingen gevaarlijk is voor de openbare rust en orde, kan op last van ZHEd. den Staatspresident, handelende met advies en consent van den Uitvoerenden Raad, na het advies van den Staatsprocureur te hebben gehoord, worden uitgezet.

De vreemdeling, wiens uitzetting door ZHEd. den Staatspresident is bevolen, is verplicht binnen een tijd in het bevel te bepalen na bekomen kennisgeving den Staat te verlaten.

Gedurende dien tijd kan hij gebruik maken van de bevoegdheid bij art. 5 verleend en inmiddels in verzekerde bewaring gesteld worden.

Wanneer hij van die bevoegdheid geen gebruik maakt of het Hooggerechtshof zijne bezwaren ongegrond bevonden heeft, wordt

territory of the Republic stands open for every foreigner, provided he submits to the laws; and

Whereas there exist no legal regulations specifying the right of the Government to take foreigners across the frontiers if they do not submit to the laws of the Republic or if they are dangerous to the public peace and order; and

Whereas this law can brook no delay, and must be dealt with immediately although not published three months in advance according to the provisions of the Grondwet;

Now therefore it is hereby laid down and affirmed as follows: 1. Any foreigner who by word or in writing incites any person to disobey the law or any lawful regulation, or who employs any forceful means whereby the public peace and order are or may be endangered, or who in any other way by reason of his actions is a danger to the public peace and order, may be expelled by command of the State President acting with the advice and consent of the Executive Council after having obtained the opinion of the State Attorney.

Any foreigner whose expulsion has been ordered by the State President shall be bound to depart from the State within a period to be specified in the order on receipt of a notification.

During that time he may make use of the privilege allowed in art. 5, and shall in the meantime be placed in safe custody.

If he shall not avail himself of that privilege, or if the High Court of Justice shall have found his objections groundless,

[ocr errors]

aan den last tot uitzetting onmiddellijk gevolg gegeven. Indien wordt beslist dat hij een burger is dan valt hij onder art. 2.

2. ZHEd. de Staatspresident, handelende met advies en consent van den Uitvoerenden Raad en na het advies van den Staatsprocureur te hebben gehoord, heeft de bevoegdheid aan vreemdelingen en burgers, die mondeling of in geschrifte opruien tot ongehoorzaamheid aan, of overtreding van de wet of eenige wettelijke bepaling, of middelen van dwang en geweld aanwenden, waardoor de openbare rust en orde in gevaar gebracht wordt of kan worden, of anderszins door hunne handelwijze gevaarlijk zijn voor de openbare rust en orde, eene bepaalde plaats of plek binnen de Republiek tot verblijf aan [te] wijzen en hun het verblijf op bepaalde plaatsen of plekken in de Republiek [te] ontzeggen en hen alzoo naar, in of uit zekere plaatsen of plekken te verbannen.

3. Burgers der Z.A. Republiek kunnen niet over de grenzen der Republiek worden verwijderd.

4. [De Staatspresident doet verslag aan den Eersten Volksraad.] 5. [Alle personen die beweren burgers te zijn kunnen zich op dien grond wenden tot het Hooggerechtshof.]

6. [Strafbepaling voor vreemdelingen die niet handelen overeenkomstig bevel. Strafbepaling voor vreemdelingen die na hun verwijdering terugkeeren zonder verlof.]

7. [Strafbepaling voor burgers die niet handelen overeenkomstig bevel.]

then the order of expulsion shall immediately be executed. If it be decided that he is a burgher then he falls under art. 2.

2. The State President, acting with the advice and consent of the Executive Council, and after having obtained the opinion of the State Attorney, shall have authority to point out any definite place or spot of residence within the Republic, and to forbid any definite place or places of residence, to foreigners and burghers who verbally or in writing incite to disobedience to or transgression of the law or any lawful regulation, or who employ forceful and violent means whereby the public peace and order are or may be endangered, or who in any other way by reason of their behaviour are a danger to the public peace and order, and shall thus transfer them to, into or from certain places or spots.

3. It shall not be permissible to remove burghers of the S.A. Republic across the frontiers of the Republic.

4. [The State President shall report to the First Volksraad.] 5. [All persons who claim to be burghers may apply to the High Court of Justice on that ground.]

6. [Punishment prescribed for foreigners who do not act according to orders. Punishment of foreigners who after their removal shall return without permission.]

7. [Punishment of burghers who do not act according to orders.]

8. [Opname van een signalement van een vreemdeling die over de grenzen verwijderd wordt.]

9. Deze wet treedt in werking, dadelijk na publicatie in de Staatscourant. Locale Wetten der Z.A. Rep. VII. 242.

No. 229. EERSTE VOLKSRAADSBESLUIT, 17 AUGUSTUS 1896.
ART. 1205.1 [Vol stemrecht aan hen die opgetrokken zijn tegen
Jameson.]
Locale Wetten der Z.A. Rep. VII. 337-

No. 230. EERSTE VOLKSRAADSBESLUIT, 4 September 1896.
ART. 1358.1 [De posten van Superintendent van Naturellen en
Commandant-Generaal van elkaar gescheiden.]
Locale Wetten der Z.A. Rep. VII. 342.

No. 281. DE WETGEVENDE TEGEN DE RECHTERLIJKE

MACHT.

WET NO. 1, 1897. [1 Maart 1897.]

(Goedgekeurd bij besluit van den Edel Achtb. Eersten Volksraad, art. 451, dd. 26 Februari 1897.)

Overwegende dat van af de stichting dezer Republiek de Besluiten van den Volksraad als Wet zijn erkend en geëerbiedigd en de Rechter

8. [Taking down the description of a foreigner who is being removed across the frontiers.]

9. This law shall take effect immediately on its publication in the Staatscourant.

No. 229. RESOLUTION OF THE FIRST VOLKSRAAD, 17 AUGUST 1896.

ART. 1205.1 [The full franchise granted to those who fought against Jameson.]

No. 230. RESOLUTION OF THE FIRST VOLKSRAAD, 4 SEPTEMBER 1896.

ART. 1358.1 [The offices of Superintendent of Natives and Commandant-General are separated from each other.]

No. 231. THE LEGISLATURE v. THE JUDICATURE.
LAW NO. 1, 1897.1 [1 March 1897.]

(Approved of by resolution of the First Volksraad, art. 451,
dated 26 Feb. 1897.)

Considering that since the founding of this Republic the Resolutions of the Volksraad have been acknowledged as law 1 Repealed by Procl, No. 34 of 1901.

lijke Macht geen bevoegdheid bezat de Wetten en Besluiten door den Volksraad gemaakt op zij te zetten ;

Overwegende dat zulks was de wil van het Volk der ZuidAfrikaansche Republiek, zooals neergelegd in de Grondwet van 1858 en gehandhaafd in de samengestelde Grondwet van 1896 en in de Bijlage No. 2 van die Grondwet dd. 19 September 1859, die o.a. bepaalt :

1

[Artt. 2 en 3 van genoemde Bijlage 1 worden hier herhaald.]

Overwegende dat in de Grondwet van 1858 volgens de eeden, die daarin zijn opgenomen en voorgeschreven respectivelijk voor de leden van den Volksraad en voor de leden van de Rechterlijke Macht, het zoogenoemd toetsingsrecht niet toekomt aan de Rechterlijke Macht, die volgens hun eed recht moeten spreken volgens de landswetten;

Overwegende dat ook het Hoog Gerechtshof van dezen Staat herhaaldelijk heeft beslist, dat Volksraadsbesluiten wel kracht van Wet hebben en dat de Rechterlijke Macht geen zoogenaamd toetsingsrecht bezit ;

Overwegende dat de locale Wetgeving der Republiek, om de redenen hierboven uiteengezet, voor een groot deel berust op Volksraadsbesluiten ;

Overwegende dat Wet No. 4, 1890, na behoorlijk gepubliceerd te zijn geweest, door den Volksraad na behandeling niet dadelijk in werking is gesteld, maar nogmaals speciaal voor het Volk is gelegd, en

and respected, and that the Judicial Power was not competent to set aside the Laws and Resolutions passed by the Volksraad;

Considering that this was the will of the People of the South African Republic as laid down in the Grondwet of 1858 and maintained in the composed Grondwet of 1896, and in Addendum No. 2 of that Grondwet, dated 19 September 1859, which amongst other things declares :

[Arts. 2 and 3 of the said Addendum 1 are repeated here.] Considering that in the Grondwet of 1858, according to the oaths therein contained and prescribed respectively for the members of the Volksraad and the members of the Judicial Power, the so-called right of testing is not given to the Judicial Power, whose members must, in accordance with their oath, pronounce judgment according to the laws of the country;

Considering that the High Court of Justice of this State has itself repeatedly decided that resolutions of the Volksraad do indeed have the force of law, and that the Judicial Power possesses no so-called right of testing;

Considering that the local legislation of the Republic, for the reasons set forth above, is based to a great extent on resolutions of the Volksraad;

Considering that Law No. 4, 1890, after having been duly published, was not immediately declared of effect by the Volksraad, but was again specially laid before the People, and

1 Vide p. 418.

het Volk zich met die Wet heeft vereenigd, nadat dezelve drie malen achtereen gepubliceerd is geworden;

Overwegende dat art. 32 van die Wet (welk artikel als art. 80 nu is overgenomen in de Grondwet van 1896) dien toestand, als door de Grondwet van 1858 gewild en door het Hoog Gerechtshof voor juist verklaard, heeft bestendigd, en bepaalt, dat de wettelijke kracht van Wetten en Besluiten door den Staatspresident in de Staatscourant gepubliceerd niet kan worden betwist-dus ook niet door de Rechterlijke Macht-terwijl alleen het Volk de macht heeft zich tegen eene Wet of Besluit uit te spreken ;

En verder overwegende, dat nu kort geleden eene meerderheid in het Hoog Gerechtshof, namelijk twee rechters, heeft beslist, dat de vroegere uitspraken van het Hoog Gerechtshof in deze onjuist waren en heeft neergelegd, dat Volksraadsbesluiten geen kracht van Wet hebben en dat het Hoog Gerechtshof tevens de bevoegdheid bezit te weigeren eene Wet toe te passen, wanneer het van oordeel is, dat die Wet, naar vorm of inhoud, strijdt met de Grondwet van 1858;

Overwegende dat door die beslissing de rechtszekerheid in dezen Staat grootelijks is benadeeld doordien, zooals gezegd, het grootste deel onzer Wetgeving op Volksraadsbesluiten berust en verscheidene Wetten en Volksraadsbesluiten juist zijn bedoeld als veranderingen van de Grondwet;

Overwegende dat de Eerste Volksraad niet lijdelijk mag toezien,

that the People have approved of that Law after the same had been published three times in succession;

Considering that art. 32 of the said Law (which article has been embodied in the Grondwet of 1896 as art. 80) has confirmed the position intended by the Grondwet of 1858, and declared valid by the High Court of Justice, and has affirmed that the legal force of Laws and Resolutions published in the Staatscourant by the State President can not be disputed,and therefore also that it is not competent for the Judicial Power to dispute the same,-while the People alone have the power to declare themselves against any Law or Resolution;

And considering further that not long ago a majority of the High Court of Justice, in the persons of two judges, have decided that the previous judgments of the High Court of Justice in this matter were invalid, and have laid it down that resolutions of the Volksraad are not of legal force, and that moreover it is competent for the High Court of Justice to refuse to apply a Law when it is of opinion that the form or substance of such Law is in conflict with the Grondwet of 1858;

Considering that by that decision the validity of the laws of this State has been rendered very doubtful, because, as has been said, the greater part of our legislation is based on resolutions of the Volksraad, and because several laws and resolutions of the Volksraad have had for their express object alterations in the Grondwet;

Considering that the First Volksraad may not remain

« PredošláPokračovať »