Obrázky na stránke
PDF
ePub

verschijnselen des tijds, zonder dus steeds naar oogenblikkelijk nut te vragen, en in dit geval door aan-te-toonen dat grondige Anthropologie Theologie eischt?

Overigens erkent van Oosterzee: „Het verband der Anthropologie en der Theologie in den engeren zin des woords is nauw en uit den aard der zaak wederkeerig. Aan de eene zijde wordt God gekend uit den mensch, den voortreffelijkste van al die schepselen, waarin zich zijne eeuwige goddelijkheid en kracht openbaart, Rom. I: 19, 20, maar van den anderen kant kan men zeggen dat de zuivere kennis van den mensch uit die van God wordt geboren" 1). Zijne beeldspraak: ,,De stroom wordt best verklaard uit de bron, de boom uit den grond" keer ik om, en zeg met Paulus: uit het werkstuk wordt de Meester, met Jezus: uit de vrucht wordt de boom gekend.

ik

Evenmin als Calvijn heeft van Oosterzee ons overtuigd dat in de Dogmatiek, de Theologie vóór de Anthropologie zeg niet,,kan" maar moet" behandeld worden.

[ocr errors]
[ocr errors]

In wat zij bij brengen ten bate hunner methode zijn bestanddeelen die de verdeeling door de hoogleeraren Pareau en Hofstede de Groot gevolgd, aanbevelen! De Theologie handelt niet over den god der Wijsbegeerte maar over onzen God en Vader in Jezus Christus. Dus, besluiten genoemde godgeleerden, moet de Christologie voorop staan. Zij deelen dan hunnen „Brevis Conspectus Dogmatices et Apologetices Christianae" 2) als volgt in: 1. Christologia. 2. Theologia. 3. Anthropologia. 4. Soteriologia. (§ 20). In § 11 zeggen zij: „Religionis igitur objectum est Deus, quatenus cum hominibus est junctus, subjectum homo, ut junctus cum Deo, copula conjunctio ipsa, quae spectanda est in sua origine, natura progressu, perfectione". De Christelijke Dogmatiek nu, (§ 19) „Omnia sua petit e patefactione Divina, in Christo nobis data", wijl (§ 12) „Christiana religio est

1) ibid. p. 193.

2) In Scholarum suarum usum scripserunt L. G. Pareau et P. Hofstede de Groot, in Universitate Groningana Theologiae Professores. (1840).

quam Christus in hominibus excitat perficitque". Natuurlijk ligt de vraag hier voor de hand: indien gij onderscheidt: object, subject en conjunctie tusschen beiden, waarom dan niet met het subject begonnen? Waar twee grootheden met elkaar te vereenigen zijn door een middel van verbinding vragen we toch niet vóór alles naar dit laatste maar naar de eersten, dán naar één van die twee. Het verwondert ons niet dat deze rangschikking van de Dogmatiek weinig aanhangers vond.

Met de Anthropologie begint de luthersche godgeleerde K. Hase. „Da die Religion" zegt hij „ein Verhältniss des Menschen zum Unendlichen ist, so theilt sich ihre Darstellung in die Glieder dieser Verhältnisses. Subject der Religion ist der Mensch: Die Lehre von seinem relig. Wesen der erste Haupttheil des Systems -Anthropologie. Object der Religion ist das Unendliche: Die Lehre seiner Beziehung zum Menschen der Zweite Haupttheil Theologie. In beiden Gliedern des Verhältnisses, darin die Religion besteht, muss sie ihrem Wesen nach begriffen seyn. Ein dritter Haupttheil ist allein noch möglich durch die Lehre von der geschichtlichen Erscheinung einer Religion, und weil diese eine bestimmte seyn muss, der christlichen. In diesem wird behandelt, was nur die Erscheinung des Christenthums betrifft Christologie 1).

Wij meenen dat in het dogmatiesch systeem de Anthropologie het éérst, vóór de Theologie, behandeld moet worden. Geven we onze motieven aan!

Deze rangschikking is de eenige die met den weg der wetenschap en met onzen ontwikkelingsgang in het bewuste leven overeenstemt. Wij hebben in de eerste plaats helder besef niet van wat buiten ons is, maar van ons zelf. En de wetenschap kent niet eerst de oorzaken, maar wel de gevolgen. Van de gekende gevolgen klimt zij tot de oor

1) Lehrbuch der Evangl. Dogmatik von Dr. Karl Hase. Stuttgart, bei J. B. Metzler. 1826, p. 37. cf. Gnosis, oder Ev. Glaubenslehre von K. Hase (1827). 1. p. 151.

zaken op, van het schepsel tot den Schepper. „Felix qui potuit rerum cognoscere causas" (Vergilius). In den brief aan de Romeinen dien wij als de eerste Dogmatiek in nuce mogen begroeten - volgt de Apostel Paulus geen anderen weg. Hoeksteen van het grondleggend betoog is hier: διοτι το γνωστον του θεου φανερον ἐστιν ἐν αὐτοῖς ὁ θεος γαρ αὐτοις ἐφανερωσεν. τα γαρ ἀόρατα αὐτου απο κτίσεως κόσμου τοις ποιήμασιν voovμeva xalopatαl. (Rom. I: 19, 20). De tegenwerping dat bij deze rangschikking God niet geëerd wordt als de Alpha en de Omega heeft meer oratorische kracht ter medesleeping dan wetenschappelijke beteekenis ter overtuiging. Wat het éérst is in de hiërarchie des bestaans wordt door de wetenschap niet het éérst gekend. Ook de wetenschap doorloopt éérst den voorhof, komt dan in het Heilige, en eindelijk in het „Heilige der Heiligen" om te aanbidden. Tot den eersten grond van al het bestaande te komen is het einde der wetenschap niet haar eerst begin. De kracht van de tegenwerping, die we thands bespreken, zit in het godsdienstige moment. Verre van ons dit te minachten, of het niet te laten doorwerken op wetenschappelijk gebied. Tegen dit dualisme komen wij uit volle overtuiging op. Maar wij meenen dit godsdienstige moment te eeren, juist door den weg, dien wij afbakenden, te volgen.

[ocr errors]

Verwijdert gij U zoo niet", dús objecteert een ander, „van de gereformeerde theologische traditie, gaat gij niet tegen den gereformeerden leertype in ?"

Op deze tweeledige vraag hebben wij een tweevoudig andwoord: Ja en Neen.

't Is waar, dat we ons van de volgorde, door de gereformeerde dogmatici gehuldigd, afwenden. Men sla Voetius' Disputationes en de Synopsis Purioris Theologia der vier leidsche professoren 1); A Marck's "Het Merch" 2) en à Brakel's ,,Logike Latreia" 3) slechts op, en zie dat dit feit in confesso is.

1) Editio Sexta curavit et praefatus est Dr. H. Bavinck. 1881.

2) Het Merch der Christene Got-Geleertheit. Behelsende te gelijk eene korte Leeringe der Waarheeden en Weederlegginge der dwaalingen. Leiden 1705. 3) Rotterdam, 1767. II D.

Dat wij echter tegen den gereformeerden leertype, tegen diens beginsel en richting ingaan, ontkennen wij.

Komen wij even tot Calvijn terug.

[ocr errors]

Het magistrale boek der „Institutiones" is niet ingericht volgends de latere schematiseering: Theologie, Anthropologie, Soteriologie etc., maar volgends de tetratomie: De Cognitione Dei Creatoris Dei Redemptoris. - De modo percipiendae Christi gratiae. De externis mediis vel adminiculis, quibus Deus in Christi Societatem nos invitat et in ea retinet". Deze tetratomie is eigenlijk de trinitarische indeeling met breed ontwikkelde Ekklesiologie. Waar blijft hier de Anthropologie? Waarom krijgt zij geene zelfstandige plaats in het schematisme? Wie de Institutie grondig bestudeert ziet dat heel het werk eigenlijk eene groote Anthropologie is. Calvijn redeneert van het standpunt der christelijke persoonlijkheid. Zijne Anthropologie was reeds kant en klaar vóór hij één letter zijner Theologie op papier bracht. Zij is de ondergrond die heel het gebouw draagt. Hoe duidelijk blijkt dit juist uit Calvijn's Theologie! Wij brachten reeds plaatsen bij ten bewijze dat hij van geene ernstige kennisse Gods weet, tenzij zelfkennis vooraf ga. In het eerste boek der Institutie vinden we dan ook minstens evenveel anthropologische als theologische stoffe. 't Verwondert ons niet wanneer wij Calvijn's verklaring ernstig opnemen: „,Wij zullen niet zeggen dat God gekend wordt in den eigenlijken zin des woords - waar nóch godsdienst, nóch godsvrucht is" 1). Het besef van God in den mensch strekt den Hervormer dan ook tot uitgangspunt: Cap. III: ,,Dei notitiam hominum mentibus naturaliter esse inditam." Het anthropologiesch moment doet zich gelden wanneer Calvijn abstracte, scholastische beschouwingen en de vraag wat God „in se" is ter zijde laat. „Derhalve spelen slechts met koude bespiegelingen, die 't er op toeleggen, bij de vraag te blijven : wat God is ?" daar er ons meer aan gelegen is te weten hoe

1) Neque enim Deum, proprie loquendo, cognosci dicemus ubi nulla est religio nec pietas.

danig hij is, en wat met zijne natuur strookt" 1). Dat het anthropologiesch beginsel in de uitwendige inrichting van de Institutie niet tot zijn recht kwam, bewijst dat Calvijn, kind van zijnen tijd, in formeele opzichten zeer zeker den invloed der traditie onderging.

Wij ontkennen dat het vooropzetten van de Anthropologie tegen den gereformeerden leertype strijden zou. Men vatte de dingen toch niet van den kleinen kant aan en beslisse toch niet naar formeele-methodologische kenteekenen of iets al of niet gereformeerd is. Dít eischt de gereformeerde leertype: dat men erkenne dat het onderwerp der Godgeleerdheid, de mensch, het mindere voorwerp is. Op eene qualiteitsbepaling komt het aan, niet op de quaestie van volgorde. Het groote materieele princiep, de Souvereiniteit Gods, het „Soli Deo Gloria", in het Cor Ecclesiae als belichaamd, heeft hier alleen te beslissen. Ook roomsche, luthersche, remonstrantsche, sociniaansche systemen begonnen met Theologie in engeren zin. Heel de quaestie door ons besproken komt hier op neder: wilt gij uw dogmatiesch systeem voordragen onder inductiefgenetischen of onder deductieven vorm?

Bovendien staan we voor het feit dat een gereformeerd formulier van Eenigheid, in meer dan één gereformeerden kerkkring erkend, zonder twijfel met de uiteenzetting der Anthropologie aanvangt, nl. de Heidelbergsche Catechismus. Wie dit leerboek volgt zal tegen het verwijt: „Gij verlaat het gereformeerde pad", wél gedekt zijn 2).

1) Lıb. II. 2. „Itaque frigidis tantum speculationibus ludunt quibus in hac quaestione insistere propositum est, quid sit Deus: quum intersit nostra potius qualis sit, et quid ejus naturae conveniat scire."

2) De hoogl. van Toorenenbergen, die éérst de Theologie dan de Anthropologie behandelt, wacht zich dan ook wel dit bezwaar tegen de omgekeerde volgorde in te brengen.,,Wij verkiezen”, zegt hij, „deze wijze van behandeling boven die, welke in de H. Cat. gevolgd wordt, omdat de laatste meer de praktische ervaring dan eene stelselmatige eenheid tot richtsnoer heeft." (De Chr. Geloofsl. p. 45). Maar sluit 't beginnen met de Anthropologie,,stelselmatige eenheid" uit?

Amsterdam, Januari 1893.

F. E. DAUBANTON.

« PredošláPokračovať »