Obrázky na stránke
PDF
ePub

den, n.l. de bovennatuurlijke ontvangenis, de nederdaling ter helle, de gemeenschap der heiligen en de opstanding des vleesches. De leus „afschaffing van het Apostolicum" keurde hij echter onvoorwaardelijk af, daar zij een miskenning zou zijn van de hooge oudheid en van de religieuse waarlij van het symbool, en de studenten niet bevoegd waren, zich dienaangaande een oordeel aan te matigen. Zij waren naar Berlijn gekomen, niet om te alarmeeren maar om te studeeren.

De draagkracht van deze verklaring reikte verder dan Harnack zelf had verwacht. Zij werd geanalyseerd in weekbladen en tijdschriften van alle richtingen. Zij werd een onderwerp van debat in Kandidat-Conferenzen, Pfarrr-vereine, Kreissynoden en allerlei kerkelijke samenkomsten, waaraan de Duitschers rijker zijn dan wij. Zij deed een stroom van geschriften over het Duitsche vaderland komen, die nog altijd wassende is 1) en van welke het boekske van Harnack reeds voor de 22ste maal het licht zag. Zij gaf Stöcker aanleiding zijne Anti-Semieten in vergadering samen te roepen, die met warmte voor het bedreigde Apostolicum in de bres traden 2). Zij deed 25 van Duitschlands meest eminente geleerden, allen Ritschl'eanen, te Eisenach samenkomen,

1) Tot de belangrijkste behooren behalve de reeds genoemde van Harnack, Kattenbusch en Zahn: E. Ch. Achelis, Zur Symbolfrage 1892. Wilh. Brückner, Das Apostolische Glaubensbekenntnis. 1892. Wilh. Bithorn, Dr. Harnacks Theologie und die kirchl. Bedürfnisse der Gegenwart. 1892. Bemerkungen zu den Sätzen der Antwort Prof. Harnacks u. s. w. Synodal-Referat, veröffentlicht auf Antrag der Synode Arnswalde. 1892. G. Wohlenberg, Empfangen vom Heiligen Geist, geboren von der Jungfrau Maria. 1893. W. Bornemann, Der Streit um das Apostolikum. 1893. F. W. Battenberg, Der Fall Harnack in seiner Bedeutung und Tragweite. Herm. Cremer, Zum Kampf um das Apostolikum. 3tte Aufl. 1893. A. Harnack, Antwort auf die Streitschrift D. Cremers: Zum Kampf um das Apostolikum. 1893. W. Herrmann, Worum handelt es sich in dem Streit um das Apostolikum? 1893.

2) Das Apostolische Glaubensbekenntnis. Bericht über die in der „Tonhalle" zu Berlin am 14 October 1892 gehaltene Versammlung bekenntnistreuer, evangelischer Männer. Reden von A. Stöcker u. Dr. O. Vogel. 4tte Aufl.

die met nadruk tegen de juridisch-bindende kracht van het Apostolicum protesteerden en met de eischen des geloofs ook de rechten der wetenschap eerden 1). Het is mijn voornemen niet in de questie-Schrempf in te gaan. Of Schrempf een bediening mocht aanvaarden, waarbij het gebruik van het Apostolicum verplichtend is, terwijl hij toch niet op de basis van het Apostolicum stond; óf hij zijn persoonlijke denkwijze te veel tot den norm van zijne handelingen gemaakt heeft; óf het Consistorie wél gedaan heeft met de zaak uitsluitend juridisch te behandelen en niet in 's mans religieuse bezwaren in te gaan, óf het Consistorie Schrempf terecht heeft ontslagen dit alles is voor ons van ondergeschikt belang en zonder een grondige kennis van het Wurtembergsche Kerkrecht eigenlijk niet te beoordeelen. Wij zouden daarom de zaak kunnen laten voor hetgeen zij is, ware het niet dat de strijd het karakter van een beginsel-strijd heeft aangenomen en als zoodanig ook voor ons beteekenis heeft.

[ocr errors]

III.

Wie ook maar oppervlakkig bekend is met de Duitsche theologische litteratuur van de laatste jaren weet dat de Apologetische school zich op allerlei wijzen beijverd heeft, de gevaren van de Ritschl'eaansche theologie in het licht te stellen. Ritschl verhief de idee van het Koninkrijk Gods ten koste van den persoon van Jezus; hij ruilde de Anselmiaansch-reformatorische satisfactietheorie voor een ethischreligieuse in; hij ontkende de essentieele beteekenis der

1) De verklaring verscheen in Die Christl. Welt No. 42, 1892 en is o. a. onderteekend door Rade, Achelis van Marburg, Bornemann van Maagdenburg, Gottschick van Tubingen, Guthe van Leipzig, Harnack en Kaftan van Berlijn, Herrmann van Marburg, Kattenbusch en Krüger van Gieszen, Loofs van Halle, Schultz en Weisz van Göttingen, Wendt van Heidelberg.

zonde en loochende de godheid van Christus. Deze en dergelijke beschuldigingen, welke door haar algemeenheid weinig raakten, werden tegen Ritschl ingebracht en ook waar anderen het Christelijk en Protestantsch karakter van zijn theologie erkenden, verheelden zij niet, dat zij van de doorwerking zijner beginselen weinig verwachtten en in zijn afkeer van alle mystiek een gevaar zagen voor godsdienst en Christendom 1). Harnack nu is Ritschl'eaan van de linkerzijde. Reeds in '88 waren de Apologeten ontstemd over zijn benoeming als Hoogleeraar te Berlijn, op grond van zijn denkwijze over de godheid van Christus, thans is het vooral het 1ste 2) en 4de 3) punt van zijn verklaring, waaraan zij zich geërgerd hebben. Harnack stelt het Apostolicum hoog, maar de uitdrukking van zijn geloof is het niet. Hij heeft groote pieteit voor het kerkelijk dogme, waardeert meer dan iemand de religieuse gedachte, waarvan het de drager is, maar van zijn geloof is het meer een ornament dan het fundament. Hij toetst het altijd aan het Evangelie van Jezus volgens de Synoptici en zuivert het Nieuwe Testament bij zijne dogmenhistorische onderzoekingen uit. Zijn belangstelling in de kerkelijke leerontwikkeling is louter historisch. Hierbij komt dat Harnack thans een meer negatieve opvatting over den oorsprong van het Apostolicum heeft voorgedragen dan vroeger. In zijn Art. in de „Real

1) Men vergelijke hetgeen ik hierover schreef Theol. Studiën. 1892. Blz. 219 en 220.

2) Ich halte mit den Fragestellern den Fall Schrempf für einen gegebnen ja gebotnen Anlasz, die Frage nach der Geltung und dem Gebrauch des Apostolikums in den evangelischen Kirchen wieder anzuregen und sich durch die voraussichtliche Erfolglosigkeit in der Gegenwart von solcher Anregung nicht abschrecken zu lassen. Ich bin der Meinung, dasz die General-synoden der evangelischen Kirchen keine ernstere und brennendere Aufgabe haben als die, die Bekenntnisfrage freinütig zu erwägen.

3) Daher kann zur Zeit jegliche Bemühung nur darauf ausgehen, entweder das Apostolikum aus dem liturgischen Gebrauch zu entfernen, oder doch den Gemeinden die Möglichkeit zu gewähren, es nicht zu brauchen, oder es durch eine andre evangelische Glaubensformel zu ersetzen. Ik cursiveerde.

Encyclopädie") had hij beweerd, dat het kortere Romeinsche symbool uit het Oosten naar Rome gekomen was, waardoor het voeling had met den Apostolischen tijd; in zijn jongste geschrift echter is het Oostersche symbooltype een fata morgana geworden en daardoor de voeling ook van het Westersche met den Apostolischen tijd onzeker. Dit ontstemde en gaf den Apologeten aanleiding, den Apostolischen oorsprong van het symbool in het licht te stellen en, tegenover de Ritschl'eanen, zijn fundamenteele beteekenis voor het Christelijk geloof 2).

Dat zij hierbij gelukkig waren, zou ik niet durven beweren. Laten wij een oogenblik stilstaan bij de vier Artt., over welke de strijd voornamelijk loopt.

De uitdrukking „Opstanding des vleesches" is een van de oudste bestanddeelen van het symbool. Eenige Oostersche symbolen hebben opstanding der dooden", waaruit Zahn afleidt dat deze uitdrukking de oorspronkelijke zal geweest zijn en later door „opstanding des vleesches" vervangen is. Dezelfde geleerde beweert nog, dat het in enkele kerken gebruik was, bij de belijdenis van het doop-symbool te verklaren ik geloof aan een opstanding van dit vleesch, waarbij de doopeling het kruisteeken over borst en voorhoofd maakte, als wilde hij daarmede te kennen geven, dat zijn sterfelijk lichaam waardig mocht geacht worden het eeuwige leven te beërven 3). De uitdrukking „vleesch" nu is, zooals wij weten, in strijd met I Kor. XV, 50 Dit nu beweer ik broeders, dat vleesch en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen en de vergankelijkheid de onvergankelijkheid niet beërft". Paulus leert in I Kor. XV de opstanding van het op. Wij behoeven daarom niet aan te nemen dat σῶμα.

[ocr errors]

1) Apostolisches Symbolum. Dl. I.

2) Ook is de gevoeligheid der Apologeten opgewekt omdat de eene katheder na den andere den Ritschl'eanen is toegevallen niet slechts in Pruissen maar ook in Hessen, Baden en Wurtemburg. De wetenschappelijke vertegenwoordigers der Apologetische school worden steeds zeldzamer. 3) T. a. pl. S. 99.

[ocr errors]

de kerk zich van deze afwijking bewust is geweest, nog minder dat zij Paulus heeft willen tegenspreken. Hoogst waarschijnlijk heeft zij juist deze uitdrukking gekozen in den strijd met de Gnostieken „um nicht die Auferstehung überhaupt zu verlieren" (Harnack). De juiste onderscheiding van de begrippen,,vleesch" en lichaam" is van lateren tijd. Correct is de formule niet evenmin als zij te rechtvaardigen is met de bewering, dat zij nooit tot misverstand aanleiding heeft gegeven 1). Luther zegt in zijn grooten Catechismus naar waarheid: Auf recht Deutsch würden wir also reden: „Auferstehung des Leibes oder Leichnams; doch liegt nicht grosz Macht dran, so man nur die Wort recht versteht.

[ocr errors]

De uitdrukking Gemeenschap der Heiligen" is de moeilijkste van het gansche symbool en nog altijd een crux. De oudste verklaarder, Nicetas van Romantiana (± 410), dacht bij de heiligen aan de geloovigen van alle tijden; Augustinus aan de geloovigen op aarde; Faustus van Reji (2de helft der 5de eeuw) de eerste, bij wien wij de uitdrukking ,,sanctorum communionem" achter ,,sanctam ecclesiam" aantreffen (Caspari) 2) aan de martelaars. Hij voert het Art. aan tegen de bestrijders der heiligen-vereering en wanneer wij in aanmerking nemen, dat éen hunner, Vigilantius, in de eerste helft van de 5de eeuw in de nabijheid van Reji, te Barcelona, leefde en werkte, dan kunnen bedoelde woorden moeilijk iets anders beteekenen dan gemeenschap met de martelaars en heiligen, in engeren zin. Zij waren. dus oorspronkelijk niet een verklaring van de uitdrukking ,,heilige, katholieke Kerk" maar een voortzetting van die woorden 3). Von Zezschwitz heeft het bewijs trachten te leveren dat de woorden tegelijk met die over de descensus ad inferna in den tekst zullen gekomen zijn en, als tegenhanger, de uit den Hades geredde Patriarchen zouden aan

3).

1) Zahn, T. a. pl. S. 99.
2) Cremer. T. a. pl. S. 13.
3) Harnack. T. a. pl. S. 33.

« PredošláPokračovať »