Obrázky na stránke
PDF
ePub

duiden; Zahn houdt de Latijnsche woorden voor een vertaling van de Grieksche τὴν κοινωνίαν τῶν ἁγίων en wil bij deze laatste niet aan personen, maar aan zaken, aan de heilige dingen (de sacramenten) gedacht hebben, welke hier, na de vermelding van de Kerk, geheel op haar plaats zouden zijn ). De juiste verklaring is inderdaad hoogst onzeker. En dat dit Art. een analogie zou hebben in de N. Tische plaatsen Luc. XVI, 9. Hebr. XI, 40. XII, 1. 23, zooals Cremer wil 2), moet bewezen worden. Zonder restrictie kan een Protestant het niet aanvaarden 3).

"

en voor

Met het Nedergedaald ter helle" komen wij weder op N. Tischen bodem. De gedachte, dat Christus Hem Johannes de Dooper en na Hem de Apostelen in in de onderwereld zouden afgedaald zijn en daar zouden gepredikt hebben, komt reeds voor in geschriften uit de 2de eeuw. Zij duikt als een afzonderlijk Art. in de symbolen op sedert de 2de helft van de 4de eeuw, het eerst in het doop-symbool van de Kerk van Aquileja, daarna in die der Gallische Kerk 4) enz. Of de Kerk zich bij dit Art. heeft laten leiden door Eph. IV, 8-10 dan wel door Kol. II, 15 of I Petr. III, 19. 20. IV, 6 moet de Dogmengeschiedenis uitmaken. Fundamenteele beteekenis kan het Art. echter niet hebben omdat wij niet weten wat wij er bij te denken hebben. Zoowel de exegetische als de historische grondslag is onvast en dientengevolge is ook de appreciatie in de onderscheidene Kerken onzeker.

Het schibboleth in den strijd is het 3de Art. „Ontvang en van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria" Vooral dienaangaande was de Apologetische school niet. gelukkig. Zij verklaarde o. a. „dasz der Sohn Gottes emp

1) Zahn. T. a. pl. S. 91 ff.

2) T. a. pl. S. 15.

3) Over de verkiaring, welke de H. Catechismus van dit Art. geeft, zie men Dr. J. I. Doedes, De Nederlandsche Geloofsbelijdenis en de Heidelb. Catechismus getoetst en beoordeeld. 1881. II. Blz. 258 vv.

4) Harnack. T. a. pl. S. 28.

fangen is von dem Heiligen Geiste', geboren von der Jungfrau Maria, das ist das Fundament des Christentums; er ist der Eckstein, an welchem alle Weisheit dieser Welt zerschellen wird" 1). Deze appreciatie is niet N. Tisch. Het fundament, de hoeksteen des Christendoms is Jezus Christus zelf, de Heer, de Zone Gods: Matth. XVI, 16. 1 Kor. XII, 3. I Petr. II, 6 vv. e. a. plaatsen. Laat ons de casus positie zuiver stellen.

De geboorteverhalen bij Mattheüs en Lucas wijken op belangrijke punten van elkander af. Volgens Matth. stamde Jezus af van David door diens zoon Salomo en heette de vader van Jozef Jakob; volgens Luc. stamde Hij af van David door diens zoon Nathan en heette de vader van Jozef Eli. Volgens Luc. ontving Maria een openbaring eens Engels, die zij voor haar verloofde onmogelijk heeft kunnen verzwijgen; volgens Matth. is Jozef van de verschijning aan Maria geheel onkundig gebleven en wordt het geheim harer zwangerschap hem door een Engel verklaard. Volgens Matth. noopte de vervolging van Herodes Jozef en Maria met het kindeke naar Egypte te wijken; volgens Luc. keerde zij, als de zes weken van Maria's reiniging vervuld waren en het kindeke in den tempel voorgesteld was, naar Nazareth terug, zoodat hier geen plaats is voor de verhalen Matth. II. Ook is de verwondering van Maria over hetgeen bij de voorstelling in den tempel door Simeon aangaande het kindeke gezegd werd evenmin vereenigbaar met het bericht Luc. I. als het ongeloof van Jezus' broeders (Marc. III, 21. Joh. VII, 5). De oudste Evangelist Marcus zwijgt over de bovennatuurlijke ontvangenis en begint zijn Evangelie met de zending van Johannes de Dooper. Johannes heeft één zijdelingsche aanduiding (I, 13), terwijl Paulus spreekt van de geboorte uit een vrouw" (Gal. IV, 4). De wondervolle ontvangenis was dus niet een essentieel bestanddeel van het Evangelie, dat in de eerste gemeente gepredikt werd (Hand.

[ocr errors]

1) Zie Chr. Welt. No. 42. 1892. Achelis, t. a. pl. S. 32.

d. Ap. X, 37 v.), zoodat, toen de Evangelisten de verhalen van de geboorte en de kindsheid te boek stelden, de herinneringen van de bijzonderheden verbleekt en de werkelijke toedracht der feiten onzeker geworden was. Is echter hiermede het ontstaan der geboorteverhalen genoegzaam verklaard? In geenen deele. Met name Johannes en Paulus erkennen uitdrukkelijk de natuurlijke geboorte van Jezus, maar erkennen Hem ook voor een hooger Goddelijk wezen; volgens hen was de geboorte niet de afstamming menschelijk; uit Maria geboren, was Jezus de Zone Gods, de vrucht van een Goddelijke scheppingsdaad 1). Deze belijdenis van Zijn wezen nu heeft de eerste gemeente nedergelegd in de kuische, reine, door haar eenvoud zoo verheven voorgeschiedenis. Zij is de in Joodsch-christelijke kringen ontstane reproductie van den machtigen indruk, dien Zijn verschijning gemaakt had, de uitdrukking van het geloof in zijn menschelijke geboorte en Goddelijke afstamming, beschreven in het licht van de uitkomst. Zoo hebben wij ons op grond van het Nieuwe Testament en een anderen kenbron hebben wij niet het ontstaan der geboorteverhalen voor te stellen. Ook de N. Tische kritiek moet berusten op gronden, welke aan het Nieuwe Testament zijn ontleend, niet op een theorie over onmogelijkheid van wonderen. Sprekende over de genieën van ons geslacht zal men den sluier niet opheffen, welke over hunne ontvangenis in de moederschoot ligt, nog veel meer eerbiedigen wij daarom het geheim van de geboorte van Jezus, de Eengeborene Gods, vol van genade en waarheid. Wanneer wij gelooven in een levenden God en inderdaad ernst maken met het woord van den hemelbode „Bij God zal geen ding onmogelijk zijn", wordt de bovennatuurlijke ontvangenis niet absurd, maar de uitdrukking eener Goddelijke mogelijkheid. Immers het laatste woord over den levensaanvang van Jezus is niet aan de historische kritiek; ten slotte is het onze persoonlijke betrekking tot Hem, welke

1) Vgl. Joh. 1, 46. 2, 3. 4. 6, 42. 19, 26. 27. Rom. 1, 3. Phil. 2, 6, 7. Kol. 1, 15. 16 e. e.

ons oordeel bepaalt over den aanvang van Jezus' leven, over de gansche Evangelische geschiedenis en hiermede over de waarde van het Apostolicum als het kort begrip van het leven des Heeren. Het fundament van het Christendom is echter de bovennatuurlijke ontvangenis niet, noch in het Nieuwe Testament, noch in onze Kerstprediking, wanneer men zulks allermeest mocht verwachten. In beide is de persoonlijkheid zelve het hoogst.

Groningen, Februari 1893.

C. H. VAN RHIJN.

Boekbeoordeelingen.

RECHTVAARDIGMAKING.

Rechtvaardigmaking door het geloof bij Paulus, door J. H. GERRETSEN, Theol. Dr. Nijmegen, Firma ten Hoet.

Onmiskenbaar staat, in hetgeen tegenwoordig op theologisch gebied geleverd wordt, geschiedbeschrijving en kritiek op den voorgrond. Zonder in het minst aan de waarde van beide genoemde vakken te kort te doen, moet echter uitgesproken worden, dat de theologie daarin niet mag opgaan. Zal zij de wetenschappelijke beschrijving en verklaring zijn van den Christelijken Godsdienst, als van iets dat in het levend heden bestaat en kracht uitoefent, dan kan hare taak zich niet tot historiografie en kritiek bepalen.

Als een verblijdend verschijnsel is het daarom te begroeten, waar een jeugdig godgeleerde zich opgewekt gevoelt, eene studie te leveren op het gebied der Bijbelsche Theologie. Bijbelsche Theologie toch, die hetgeen door de exegese verkregen is, bewerkt om tot bouwstof te dienen voor de dogmatiek, gaat, even als de dogmatiek zelve, uit van de veronderstelling, dat zij te doen heeft met de waarheid Gods, die hare levenskracht door alle tijden heen openbaart, en die alleenlijk hoe langer hoe beter verstaan en beschreven moet worden; immers, er zou geen drang zijn om te gaan systematiseeren, wat men slechts beschouwde als tot het verledene behoorend, en met dat verledene voorbijgegaan,

« PredošláPokračovať »