Obrázky na stránke
PDF
ePub

de gebreken, welken LUCANUS, als Dichter, hadde, t' openbaaren en bloot te leggen.

Wanneer wy nu dit alles overweegen, dunkt 't ons, dat de verhandeling van den Heere DE BOSCH, hoe verre dezelve van 't uiterlyke der vraage, zoo als die by d'uitfchryving is opgefteld, moge fchynen af te wyken, 't inwendige derzelve wel getroffen, en, maar zyn gevoelen over deeze zaak, wel beandwoord hebbe: ja dat, als men acht geeft op de gemaakte onderfcheiding tusschen 't waare fchoon en verhevene der Dicht-flukken, en derzelver uiterlyke formen, dicht-maaten, inrichting, en houding, dit gevoelen, door de daar voor bygebragte redenen, en welgekoozen voorbeelden, al zeer aanneemlyk gemaakt is. Daarenboven moet van veel gewigt zyn, 't geen wy reeds met een woord hebben aangestipt, de vryheid, die wy genoegzaam overal vinden dat de grootste Dichters, onder alle volkeren, in hunne voornaamfte Lier-zangen, ook wel in andere foort van dicht-flukken, zonder de minste bekommering, gebruikt hebben, welker voet-fpooren men, redelyker wyze, meenen mag veilig te kunnen natreeden.

Wy vertrouwen derhalven, dat 't oordeel, by de groote meerderheid der Leden van deeze Stichting over die Verhandeling gegaan, in 't algemeen zal worden gebillykt. Dan, gelyk de geaartheden der menfchen, zoo syn ook hunne oordeelen zeer verfchillenden: en wy kunnen byna niet twyfelen, of ook eenigen, meer gefteld op zoo genaamde befchaafdheid, dan op geest en losfen zwier, zullen al te zeer verknocht zyn aan de voorfchriften der regelen, uit hunne dicht-kundige zaamenftelfels geleerd, dan dat zy zich dit alles zonder belgen, gemaklyk zouwden laaten zeggen.. Maar aan deeze menfchen word door deeze Verhandeling niets

an

anders herinnerd, dan 't geen met opzicht tot de Welfpreekendheid, aan de Leden der FRANSE AKADEMIE, door eene fchrandere penne, zeer onlangs, is voorgehouden:

99

39

"Dat zy meer nut doen zouwden, als zy wilden bezeffen. donmeetbaare grootheid der kunst, welke de gedachten. uitdrukt, en daar toe wilden uitnoodigen en toelaaten ,, alle klanken, alle ftylen, en alle wyzen; en leerden dat Ter geene regelen te bepaalen zyn voor die onbekende kunst, welke op 't papier overbrengt de kracht onzer denk-beelden, en de hette onzer gewaarwordingen (a)?”.

[ocr errors]

29

apper

(a) Ce corps (Academie Françoife) deviendroit utile, f'il cevoit enfin l'immensité de l'art, qui exprime la penfée, f'il invitoit, f'il admettoit tous les tons, tous les ftyles, toutes les manieres; & qu'il fçut qu'il n'y a point de regles fixes pour cet art inconnu, qui rend fur le papier la force de nos idées, & la chaleur de nos fentimens. TABLEAU DE PARIS, tom. III. p. 189. der uitgaave van Amft. van deezen jaare 1782. of to. II. p. 181 der voorige uitgaave van Parys.

AND

XVII

ANT WOOR D

OP DE

VRAAG:

WELKEN ZYN DE BESTE EN DUIDELYKSTE
KENMERKEN VAN ZOODAANIGE REGE-
LEN, DIE, OM DAT ZY IN DEN AARD
VAN 'T ONDERWERP TE VINDEN, OF
MET DE FORM VAN 'T GEKOOZEN
DICHT-STUK VERKNOCHT ZYN,
NIET MOGEN NOCH KUNNEN
VERONACHTZAAMD OF
TE BUITEN GEGAAN

WORDEN?

DOOR

JERONIMO DE BOSCH,

EERSTEN KLERK TER SECRETARTE DER STAD AMSTERDAM; LID VAN DE HOLLANDSE MAATSCHAPPY DER WEETENSCHAPPEN TE HAARLEM, EN VAN DE MAATSCHAPPY DER

LEI

NEDERLANDSE LETTERKUNDE TE
DEN; ALS MEDE SECRETARIS DER
MAATSCHAPPT TOT BEVORDERING

VAN DEN LANDBOUW

T AMSTERDAM.

XVII

INLEIDING.

EERSTE HOOFDDEEL.

Over het wezen der Dichtkunde.

bladz. I

13

TWEEDE HOOFDDEEL.

Over de vereischtens in een goed' beoordeelaar van Dichtwerken, over die in een' Dichter, en over de wyze, op welke deeze moet worden bekwaam gemaakt.

DERDE HOOFDDEEL.

Het gewicht der gewoone regelen onderzocht, en derzelver onvolkomendheid met betrekking tot het noodzaakelyke, dat is tot het waare verhevene in de Dichtkunde, aangetoond.

VIERDE HOOFDDEEL.

De navolging van uitmuntende voorbeelden is de noodzaaklykfte regel ter bereiking van de voornaamfte eigenschap in een goed dichtstuk, het fchilderachtig voorstellen van de denkbeelden.

VYFDE HOOFDDEEL.

25

51

98

Over den aard en invloed der waare Navolging.

164

ANT

A NT

WOORD

RAAG

OP DE VRAAG OVER DE

REGELEN DER DICHTKUNDE.

INLEIDIN G.

Onder alle de kunften en weetenschappen, welke het

menfchdom tot eer en fieraad verftrekken, zyn voorwaar geene, van welke men in 't algemeen oordeelt, dat zy gemakkelyker geleerd en fchielyker kunnen geoefend worden, dan de welfpreekendheid en dichtkunde. Ieder, die zonder veel moeite zyne denkbeelden weet op 't papier te brengen, en daarby vrymoedigheid genoeg bezit om die met eenige uiterlyke gebaarden aan anderen in 't openbaar voor te draagen, verbeeld zich ras den naam van Redenaar te verdienen. Ieder die in zich de bekwaamheid gevoelt, om zyne gedachten in eene gemakkelyke voortrollende voetmaat, door een zoetvloeiend rym ondersteund, voor te ftellen, en daarin zich eenigen tyd geoefend heeft, twyfelt geenszins, of hy is den naam van Dichter waardig; daar 'er ondertusfchen by alle volken, in alle tyden, flechts een A

zeer

« PredošláPokračovať »