Vyhľadávanie v obsahu knihy

Zvolené strany

Časté výrazy a frázy

Populárne pasáže

Strana 137 - Oneindigh eeuwig Wezen Van alle ding, dat wezen heeft, Vergeef het ons, o noit volprezen Van al wat leeft, of niet en leeft. Noit uitgesproken noch te spreken, Vergeef het ons en schelt ons quyt, Dat geen verbeelding, tong noch teken U melden kan. Ghy waert, ghy zyt, Ghy blyft de zelve. Alle Englekennis En uitspraeck, zwack en onbequaem, Is maer ontheiliging en schennis: Want ieder draeght zyn eigen naem Behalve Ghy.
Strana 137 - s GODT. Oneindigh eeuwigh [Wezen Van alle ding, dat wezen heeft, Vergeef het ons; o noit volprezen Van al wat leeft, of niet en [leeft, Noit uitgesproken, noch te [spreken; Vergeef het ons, en schelt ons [quyt Dat geen verbeelding, tong, noch [teken U melden kan. ghy waert, ghy [zyt, Ghy blyft de zelve, alle [Englekennis En uitspraeck, zwack en [onbequaem Is maer ontheiliging, en schennis: Want ieder draeght zyn
Strana 136 - Wat om en in hem, onbewust Van wancken, draeit, en wort [gedreven, Om 't een en eenigh [middelpunt; Der zonnen zon, de geest, het [leven; De ziel van alles wat ghy kunt...
Strana 137 - By zyn genaede en alvermogen En wysheit, die hun 't wezen schonck Uit niet, eer dit in top voltogen Palais, der heemlen hemel, blonck; Daer wy met vleuglen d'oogen decken Voor aller glansen Majesteit, Terwyl we 's hemels lofgalm wecken, En vallen, uit eerbiedigheit, Uit vreeze, in zwym op't aanzicht neder?
Strana 202 - Est mihi disparibus septem compacta cicutis fistula, Damoetas dono mihi quam dedit olim et dixit moriens: 'te nunc habet ista secundum.
Strana 136 - By zich bestaet, geen steun van buiten Ontleent, maer op zich zelven rust, En in zyn wezen kan besluiten Wat om en in hem, onbewust Van wancken, draeit, en wort gedreven...
Strana 34 - Tum mihi naturae libeat perdiscere mores, Quis deus hanc mundi temperet arte domum, Qua venit exoriens, qua deficit, unde coactis Cornibus in plenum menstrua luna redit, Unde salo superant venti, quid flamine captet...
Strana 69 - ... voer zij voort: //maar hoe kunt gij eischen, dat ik den vondeling zal beminnen, zoo als ik mijn kleinzoon lief had? Zie, gij hebt er wel aan gedaan, hem op te nemen, Sara! toen gij hem des morgens onder uw venster op het bloemperk vondt liggen: Geen armer Wees op aerde zwerft, Dan die der Weezen Vader derft; Der Weezen Vader derft hy niet, Die Weezen troost in haer verdriet; leerde mijn vader mij uit Vondel. Maar, Willem! toen gij hem den naam van uwen eenigen zoon gaaft, gingt gij te ver. Hij...
Strana 145 - De zuster van de zon Liet op Endymion Haer minnende oogen dalen. 't Was nacht toen zy hem zagh ; Maer heur gezicht schoot stralen Trots Febus over dagh. Men hoorde mensch noch dier, Geloei van koe noch stier, Gerucht in velt noch kolken. Het weer was zonder wint, De hemel zonder wolken, Diane mingezint.

Bibliografické informácie